|
De voorjaarscompetitie is begonnen. Vier teams van onze club strijden om de eer en de beker: een heren seniorenteam, een gemengd team in de tweede klasse en twee gemengde teams in de vierde klasse.
Teamlief en -leed
Door: Marlies
Er zijn mensen die denken dat het meedoen aan de voorjaarscompetitie van de KNLTB iedere week een plezierig uitje is, waarbij de deelnemers aangenaam verpozen in het lentezonnetje, van alle zaterdagse verplichtingen zijn ontheven en ondertussen ook nog een balletje slaan. Maar dit beeld klopt niet helemaal met de alledaagse praktijk. Lees maar.
Zaterdagmorgen 7 mei. Om half elf verzamelen bij Smash in Dukenburg.
Captain Luc houdt niet van te laat komen en ik wil hem niet teleurstellen, dus vertrek ik op tijd, bijna. Op het laatste moment realiseer ik me dat ik met de auto ga waar geen navigatiesysteem in zit. Op zoek naar een routeplanner op internet. Tien minuten later vertrek ik. Net als ik Kranenburg uitrijd, zie ik het beeld voor me van twee tennisschoenen in de gang. Terug dus. Als ik thuiskom, wil ik mijn teamgenoten even bellen om te vertellen dat ik misschien aan de late kant ben. Maar dan blijkt dat ik van niemand een goed mobiel nummer heb. Ik zoek in de haast en stress het telefoonnummer van het clubhuis van Smash en krijg iemand aan de telefoon die geduldig naar me luistert en vervolgens zegt dat hij weinig voor me kan doen omdat hij in Amsterdam zit. Het is de secretaris van de club en hij heeft zijn telefoon doorgeschakeld. Nu bijna wanhopig kan ik een snik nauwelijks onderdrukken als ik via het clubhuis toch nog Albert aan de lijn krijg. Ik meld dat ik zeker te laat ben en Albert reageert heel rustig.
Ik vertrek opnieuw, vergeet weer mijn tennisschoenen en mijn geld (echt waar) en dan ben ik toch echt op weg. De routeplanner leidt me naar afslag Dukenburg. Eerste weg links is Staddijk. Maar dan loopt de weg dood en mijn ANWB-routeplannerprint ook. Zucht. De weg vragen. Erger kan het niet worden. Maar dat moet je nooit zeggen, want nu begint het STOPlampje van de auto te branden. Ik wil het niet zien, ik negeer het. Redeneer dat ik hier wel kan stoppen, maar dat mijn telefoon het niet meer doet en dat ik hier op deze van-alles-en-God-verlaten plek heel lang op de ADAC/ANWB kan wachten. Omrijden dus en pas twintig minuten later rijd ik het terrein van Smash op. En wat nooit gebeurt: we hebben in het begin drie banen tot onze beschikking. Dus iedereen is aan het spelen en de enkelspeelster van Smash zit met smart op mij te wachten. Ik doe mijn tennisschoenen aan, vul de fles met water, leeg mijn hoofd en bedenk dat die auto later wel komt en ga de baan op.
Het is twaalf uur en naar schatting dertig graden. Ik speel een monsterpartij van twee uur en nog wat en verlies uiteindelijk in de derde set met 7-5. Dan ontmoet ik eindelijk mijn teamleden die ook allemaal verloren hebben. Ze zijn niet boos, en zeggen me straks te gaan helpen met mijn auto. En ze geloven mijn hele verhaal (wat natuurlijk niet erg pleit voor me). Ze stellen me gerust en maken me aan het lachen. En leven hun frustraties over de snelle verliespartijen niet uit. Het zijn schatten. Luc zit ondertussen ook nog met een verherbouwing van zijn badkamer, Albert doet voor het eerst weer mee en Wilma beurt me op voor de damesdubbel.
We verliezen alle wedstrijden, en lachen achteraf weer veel. We gaan samen naar huis. Luc heeft intussen voor een extra mobieltje gezorgd die het wel doet en die ik mag lenen en ze rijden achter me aan om te kijken of het goed gaat. Luc is al knipperend en handenwuivend mijn TomTom en aanvankelijk gaat het allemaal goed. Totdat er weer een lampje rood wordt en het STOPlampje weer gaat branden. En de temperatuur van het koelwater tot 120 graden stijgt. Ik stop en meteen staan Luc en Wilma en Albert klaar om me te helpen. Samen lezen we het instructieboekje door en Luc komt tot de conclusie dat we het water bij moeten vullen. Eerst wachten natuurlijk. Albert zorgt ervoor dat we het water niet in de olie gooien, Wilma vraagt aan de bewoners van de Scheidingsweg om water en vult de inderhaast bij elkaar geschraapte waterflesjes.
Alles onder controle. Temperatuur weer omlaag en rijden maar. Albert is ondertussen uitgestapt en Luc en Wilma brengen me tot aan de grens. Het lijkt goed te gaan en ik bedank ze en rijd verder.
Wat een dag. Ik ben kapot. En de auto ook. Maar ik voel me ontzettend gesteund door mijn lieve teamgenoten die geen moment geklaagd of gemopperd hebben over het spektakel van vandaag. Teamleden door dik en dun, in lief en leed. Wat wil je nog meer op een zonnige zaterdag in mei?
|